CLUB DE PETANQUE HEERLEN
CLUB DE PETANQUE, VARENBEUKERWEG 44, HEERLEN
Het spel - Artikelen spelreglement: SPEL EN BUT Artikel 5 Speelvelden en reglementaire terreinen Petanque kan op ieder terrein worden gespeeld. Een speelveld omvat een onbepaald aantal terreinen die zijn afgebakend met touwen waarvan de dikte niet van invloed mag zijn op het spelverloop. Deze touwen, die de verschillende terreinen afbakenen, zijn geen verlieslijnen, uitgezonderd de lijnen aan de kopse zijden en de lijn langs de buitenzijde van de buitenste terreinen. De wedstrijdleiding of de scheidsrechter kan de equipes echter een afgebakend terrein toewijzen. In dat geval moet dit terrein, voor het landelijke gedeelte van nationale kampioenschappen en voor internationale toernooien, ten minste 4 m breed en 15 m lang zijn. Voor andere toernooien kan de bond afwijkingen van deze afmetingen toestaan, tot een minimum van 3 bij 12 m. Als het terrein van een afzetting is voorzien, moet de afstand tussen deze afzetting en de grens van niet–toegestaan terrein (de uitlijn of verlieslijn) ten minste 1 m bedragen. Een partij gaat tot en met 13 punten. In voorronden en cadragepartijen kan eventueel worden gespeeld tot en met 11 punten. Er mogen bepaalde toernooien worden georganiseerd waarbij voor partijen een tijdslimiet wordt gesteld. Deze partijen moeten altijd worden gespeeld op afzonderlijke afgebakende terreinen. In dit geval zijn alle lijnen rondom een terrein verlieslijnen. Artikel 6 Begin van het spel; de werpcirkel De equipes tossen om te bepalen welke equipe het terrein kiest en het but als eerste uitwerpt. Als de wedstrijdleider de equipes een terrein heeft toegewezen, moet het but op dit toegewezen terrein worden uitgeworpen. De equipes mogen niet zonder toestemming van de scheidsrechter uitwijken naar een ander terrein. Een speler van de equipe die de toss heeft gewonnen, kiest de plaats waar wordt begonnen en tekent of plaatst op de grond een cirkel waar de voeten van elke speler geheel in passen. De diameter van een getekende werpcirkel bedraagt ten minste 35 en ten hoogste 50 cm. Als gebruik wordt gemaakt van een voorgefabriceerde cirkel moet deze vormvast zijn en een binnendiameter van 50 cm hebben. Een afwijking van ten hoogste + of – 2 mm is toegestaan. De organisator beslist over het gebruik van voorgefabriceerde cirkels en dient deze alsdan ter beschikking te stellen. De werpcirkel geldt voor de drie opeenvolgende uitworpen waarop de equipe recht heeft, en moet worden geplaatst of getekend op ten minste één meter van enig obstakel en, bij nietafgebakende terreinen, op ten minste twee meter van enige andere in gebruik zijnde werpcirkel. De equipe die het but gaat uitwerpen moet alle werpcirkels in de nabijheid van de te gebruiken cirkel uitwissen. Het binnendeel van de werpcirkel mag geheel geëffend worden gedurende de werpronde, maar moet aan het eind daarvan in de oude staat worden hersteld. De werpcirkel is geen niet–toegestaan terrein. Tijdens het werpen van boules moeten de voeten van de speler binnen de cirkellijn blijven (zij mogen deze niet deels bedekken); zij mogen de werpcirkel niet verlaten of geheel van de grond komen vóór de geworpen boule de grond raakt. Geen ander lichaamsdeel mag de grond buiten de werpcirkel raken. Bij wijze van uitzondering mogen zij die het gebruik van een been missen met slechts één voet binnen de werpcirkel plaatsnemen. Voor spelers in een rolstoel geldt dat ten minste één wiel (aan de zijde van de werparm) zich binnen de werpcirkel moet bevinden. Dat een speler het but uitwerpt betekent niet dat hij ook de eerste boule moet werpen. Artikel 7 Voorgeschreven afstanden bij het uitwerpen van het but Bij het uitwerpen van het but is het slechts geldig als: 1. de afstand van het but tot de binnenrand van de werpcirkel voor junioren en senioren ten minste 6 en ten hoogste 10 m bedraagt; bij wedstrijden die zijn bedoeld voor jongeren mogen kleinere afstanden worden toegepast. 2. de afstand van de werpcirkel tot enig obstakel ten minste één meter bedraagt; 3. de afstand van het but tot enig obstakel en tot de uitlijn ten minste één meter bedraagt; en 4. het but zichtbaar is voor een speler die geheel rechtop in de werpcirkel staat, met de voeten zover mogelijk van elkaar verwijderd; in geval van twijfel beslist de scheidsrechter of het but zichtbaar is; tegen zijn beslissing is geen beroep mogelijk. In de volgende werpronde wordt het but uitgeworpen vanuit een werpcirkel die geplaatst of getekend wordt rond het punt waar het lag aan het einde van de vorige werpronde, behalve als: - de werpcirkel zich op een afstand van minder dan één meter van enig obstakel zou bevinden; of - het but niet op alle toegestane afstanden zou kunnen worden uitgeworpen. In het eerste geval trekt de speler de werpcirkel op de kortst mogelijke toegestane afstand van het obstakel. In het tweede geval mag de speler de positie van de werpcirkel achterwaarts verplaatsen in het verlengde van de lijn tussen de werpcirkel en de positie van het but in de voorgaande werpronde, maar niet verder dan tot hij het but op de maximaal toegestane werpafstand kan uitwerpen. Dit mag alleen als het but in geen enkele richting op de maximaal toegestane werpafstand kan worden uitgeworpen. Als na drie opeenvolgende pogingen door eenzelfde equipe het but nog altijd niet reglementair is uitgeworpen, gaat het over naar de tegenstander die eveneens drie pogingen mag doen, en de werpcirkel achterwaarts mag verplaatsen zoals in de vorige alinea is beschreven. In dit geval mag de werpcirkel niet nogmaals worden verplaatst, zelfs niet als ook deze equipe niet slaagt in haar drie pogingen. De toegestane tijd voor het uitvoeren van deze drie worpen is ten hoogste 1 minuut. In elk geval behoudt de equipe die het but na de eerste drie worpen moest afstaan, het recht de eerste boule te werpen. Artikel 8 Ongeldig uitwerpen van het but Als het but bij het uitwerpen wordt tegengehouden door de scheidsrechter, een speler, een toeschouwer, een dier of enig bewegend voorwerp, is het ongeldig en moet het opnieuw worden uitgeworpen; de uitworp telt dan niet mee voor het aantal van drie waarop de equipe recht heeft. Na het uitwerpen van het but en van de eerste boule mag de tegenstander nog altijd de geldigheid van de ligging van het but betwisten. Als het bezwaar terecht blijkt, worden het but en de boule opnieuw gespeeld. Om het but opnieuw te kunnen uitwerpen moeten beide equipes het erover eens zijn dat het ongeldig lag, of de scheidsrechter moet dat hebben beslist. Als een equipe in strijd hiermee handelt, verliest zij het recht het but uit te werpen. Heeft ook de tegenstander een boule geworpen, dan wordt het but geacht geldig te liggen en wordt er geen protest tegen de ligging meer in overweging genomen. Artikel 9 Ongeldig worden van het but Het but is ongeldig in de volgende zeven gevallen: 1. als het tijdens een werpronde wordt verplaatst naar niet-toegestaan terrein, zelfs als het daarna weer op toegestaan terrein terugkomt (een but op de uitlijn is geldig; het is pas ongeldig als het recht van boven bezien de uitlijn geheel is gepasseerd); een plas water waarin het but vrij drijft is niet–toegestaan terrein; 2. als het verplaatst is, en vanuit de werpcirkel niet meer zichtbaar is zoals in artikel 7 is beschreven (als het but achter een boule verscholen is, is het echter enkel op grond daarvan niet ongeldig; de scheidsrechter mag een boule tijdelijk wegnemen om na te gaan of het but zichtbaar is); 3. als het wordt verplaatst naar meer dan 20 m van de werpcirkel (voor senioren en junioren), of naar meer dan 15 m (voor jongeren), of naar minder dan 3 m; 4. als bij afgebakende terreinen het but een onmiddellijk naastgelegen terrein geheel heeft overschreden of de achterlijn passeert; 5. als het verplaatst en zoek is en niet binnen vijf minuten wordt gevonden; 6. als zich niet–toegestaan terrein bevindt tussen de werpcirkel en het but; of 7. als bij partijen op tijd het but buiten het toegewezen terrein wordt verplaatst. Artikel 10 Kleine obstakels Het is de spelers verboden een klein obstakel dat zich op het terrein bevindt te verwijderen, te verplaatsen, in de grond te drukken of plat te stampen. De speler die het but gaat uitwerpen, mag niettemin de plek onderzoeken waar hij zijn boule wil laten neerkomen (de donnee), door daar ten hoogste drie keer met een van zijn boules op te kloppen. Bovendien mag een speler van de equipe die aan de beurt is, één inslag van een eerder gespeelde boule dichtmaken. Spelers die zich niet houden aan deze regels, riskeren de sancties genoemd in artikel 34. Artikel 10bis Vervanging van but of boule Het but of een boule mag tijdens een partij slechts in de volgende gevallen worden vervangen: 1. als het but of een boule zoek is en niet binnen vijf minuten wordt gevonden; of 2. als het but of een boule in stukken breekt: in dat geval bepaalt het grootste stuk de ligging; als er in de werpronde nog boules gespeeld moeten worden, wordt het but of de boule — indien nodig na meting — onmiddellijk vervangen door een but of een boule van (ongeveer) dezelfde diameter; in de volgende werpronde mag de betreffende speler ook de hele set boules vervangen. Artikel 11 Verborgen of verplaatst but Als het but tijdens een werpronde onverwachts wordt bedekt door een boomblad of een papiertje, wordt dat verwijderd. Als het but in beweging komt, bijvoorbeeld door de wind of de helling van het terrein, of per ongeluk door de scheidsrechter, een speler, een toeschouwer, een boule of een but uit een andere partij, een dier of enig bewegend voorwerp wordt verplaatst, wordt het teruggelegd op zijn oorspronkelijke plaats, mits deze was gemarkeerd. Om onenigheid te voorkomen moeten spelers de plaats van het but markeren. Protesten met betrekking tot niet–gemarkeerde buts en boules worden niet in overweging genomen. Wordt het but verplaatst door een boule uit dezelfde partij, dan blijft het geldig. Artikel 12 But in ander spel Als het but tijdens een werpronde naar een ander terrein wordt verplaatst (al dan niet afgebakend), blijft het geldig, tenzij artikel 9 van toepassing is. Als het but terechtkomt op een terrein waar een andere partij gespeeld wordt, wachten de spelers die met het verplaatste but spelen indien nodig tot de spelers van de andere partij hún werpronde hebben beëindigd, en maken daarna hun eigen werpronde af. Alle betrokken spelers dienen geduld en hoffelijkheid te betrachten. De equipes spelen de volgende werpronde op het aanvankelijk gebruikte terrein en het but wordt uitgeworpen vanaf het punt vanwaar het verplaatst werd, overeenkomstig de voorwaarden uit artikel 7. Artikel 13 Puntentelling bij ongeldig geworden but Als het but tijdens een werpronde ongeldig wordt, kunnen zich de volgende drie gevallen voordoen: 1. beide equipes hebben nog boules te spelen: de werpronde eindigt onbeslist; 2. slechts één equipe heeft nog boules te spelen: deze equipe krijgt zoveel punten als zij nog boules te spelen heeft; en 3. geen van beide equipes heeft nog boules te spelen: de werpronde eindigt onbeslist. Artikel 14 Tegengehouden but 1. Als het but, na te zijn weggeschoten, door een toeschouwer of de scheidsrechter wordt tegengehouden of van richting veranderd, blijft het liggen waar het tot stilstand komt. 2. Als het but, na te zijn weggeschoten, door een speler die zich bevindt op toegestaan terrein wordt tegengehouden of van richting veranderd, heeft zijn tegenstander de keuze uit: a. het but te laten liggen op zijn nieuwe plaats; b. het but terug te leggen op zijn oorspronkelijke plaats; en c. het but neer te leggen in het verlengde van de lijn van zijn oorspronkelijke naar zijnnieuwe plaats, op ten hoogste 20 m afstand van de cirkel (15 m voor jongeren), en zodat het zichtbaar is. Om b. of c. te kunnen kiezen moet de plaats van het but tevoren gemarkeerd zijn geweest. Als dat niet het geval is, blijft het but liggen op zijn nieuwe plaats. Als het but wordt weggeschoten, op niet–toegestaan terrein terechtkomt, en weer op het terrein terugkomt, wordt het als ongeldig beschouwd en worden de regels van artikel 13 toegepast.